Trimadvies

De Toller is een Retrieversoort met een dubbele vacht: Een ondervacht die isoleert voor warmte, kou en water en een bovenvacht die de huid beschermt, bijvoorbeeld als de hond door dichte struiken rent. De Tollervacht heeft niet veel onderhoud nodig, de hond moet er vooral natuurlijk en gewoon uit zien. Toch wordt er het een en ander getrimd aan de Toller om hem een verzorgd en functioneel uiterlijk te geven.

Voeten

Tussen de voetzolen groeit het haar over de voetzolen heen. Gewoonlijk wordt dit haar kort geknipt tot op één lijn met de voetzolen zelf. Dit geeft een netter beeld maar is ook prettiger voor de hond: honden zweten via de voetzolen wat beter gaat als die vrij zijn van lange haren. In de winter zorgen deze lange haren tevens voor de vorming van stukken ijs tussen de voetzolen die de hond irriteren.

Voor het knippen van de voeten gebruik je een rechte schaar, de grootte maakt niet veel uit maar een kleine schaar is prettiger omdat het oppervlak ook klein is. Om te voorkomen dat je per ongeluk de huid beschadigt knip je met het blad van de schaar, niet met de punt. Het blad ligt dus plat op het te knippen gedeelte en de punt is naar buiten gericht. Op deze manier knip je de haren tussen de voetzolen en de buitenste randen. Voor het grootste, bovenste voetzooltje geldt dat de haren daar van boven naar beneden worden gehaald. Dat wat dan over het voetzooltje valt wordt op die lijn weggeknipt met de rechte schaar.

Aan de voorpoten bevindt zich nog een extra kussentje boven de voet, ter hoogte van de pols. Het haar wat tussen dat kussentje en de voet groeit wordt bijgeknipt met een enkele effileerschaar. Zo’n schaar heeft een gewoon blad en een blad met een soort kam, hierdoor wordt de vacht gelijkmatig uitgedund in plaats van recht afgeknipt met een rechte schaar. Houd de voorpoot vast bij de voorvoet en kam de beharing tussen de voet en bovenste kussentje eerst naar onder voordat je gaat knippen. Vervolgens effileer je de beharing daar in een rechte lijn vanaf de voet naar het uiterste puntje van het kussentje waardoor het geleidelijk langer wordt en overloopt in de bevedering van de voorpoot.

Als het voetje weer op de grond staat kun je met een rechte schaar de onderste randen van het voetje bijwerken zodat er geen plukjes uit steken. Pas wel op dat je niet teveel weg knipt, je moet van de zijkant van de voet het kussentje niet duidelijk kunnen zien.

De beharing tussen de tenen moet worden ingekort tot de bovenkant van het voetje. Hiervoor halen we de haren tussen de tenen omhoog, zorg hierbij dat je alleen de lange,zachte haren tussen de tenen omhoog haalt. Vervolgens houd je de enkele effileerschaar plat op het voetje, recht tegen de haargroeirichting in en dus met de punt wijzend naar de hond. Een paar korte knipjes op het voetje (niet tussen de tenen) en daarna de beharing weer natuurlijk laten vallen en kijken of er nog meer weggeknipt dient te worden. Ook hierbij geldt dat het natuurlijk moet zijn, de Toller heeft een zogenaamde katvoet: rond met goed aangesloten tenen. Het is dus belangrijk niet teveel haar weg te knippen en niet tussen de tenen te knippen. Het resultaat is een rond, gesloten voetje met nette, rechte randen en geen uitstekende plukjes.

Hakken

De beharing aan de achterkant van de hakken groeit langer en het is gewenst om dit in te korten met een enkele effileerschaar. Hiervoor kam je allereerst de beharing recht naar achter zodat de haren uitsteken. Daarna zet je de schaar boven aan de hak, loodrecht naar beneden wijzend. Knip een aantal keer in een rechte lijn naar beneden waarbij je de beharing helemaal kort knipt op één lengte. Kam regelmatig de haren weer naar achter om overzicht te krijgen over wat nog ingekort moet worden. Kort vanaf alle kanten goed in tot de beharing aan de hak een netjes geheel vormt. Het kan nuttig zijn om de achterpoot nog even op te tillen en extra te effileren vanaf het bovenste voetkussentje naar de hak.

Oren

Bovenop en achter de oren van de Toller groeien lange haren die klitten kunnen vormen als ze niet worden ingekort. Deze haren zijn doorgaans plukbaar en plukken is ook de beste techniek hiervoor. De plukbare haren zijn lang, zacht, golvend en meestal iets lichter van kleur. Haal die haren eerst allemaal omhoog, vervolgens pak je het uiteinde van een plukje haar tussen duim en wijsvinger en trek je de haren met een snelle beweging naar beneden eruit. Dit zijn in feite dode haren dus het doet de hond geen pijn als ze getrokken worden. Het kan hooguit irritatie opleveren aan de huid vanwege de trekbeweging. Om dit te voorkomen houd je met de andere hand te huid op de schedel, boven het oor, strak.

Het is makkelijker om meerdere keren kleine plukjes haar te plukken in plaats van grote stukken in een keer. Probeer dus regelmatig de te plukken haren opnieuw op te kammen en steeds kleine stukjes te plukken. De beharing bovenop het oor, bij de ooraanzet, is meestal iets langer dan aan de punt maar wel duidelijk van dezelfde structuur en dus niet plukbaar.

Achter en onder het oor groeien dezelfde lange, plukbare haren. Deze haren kunnen op dezelfde manier geplukt worden. Hierbij is het lastiger om niet te veel haar te plukken, er moet geen gat ontstaan achter het oor. Bekijk dus regelmatig hoe het oor aan ligt en bepaal dan of er meer geplukt moet worden of het geheel er goed aangesloten uit ziet. Omdat (vooral bij reuen) zich daar ook een kraag vormt zijn de haren van nature langer maar horen niet allemaal geplukt te worden!

Als laatste kun je het oor optillen en de beharing onder de gehoorgang iets inkorten. Inkorten is een ander woord voor effileren dus ook hierbij gebruik je een enkele effileerschaar. Zet een paar knipjes met de schaar die de groeirichting van het haar volgt of daar juist direct tegenin gaat. Daarna kam je de beharing naar beneden en bekijk je of het geheel weer goed aan sluit. Dit gedeelte hoeft niet heel kort geknipt te worden maar vooral minder opvallend zodat het oor beter aansluit. Bij te veel inkorten ziet het geheel er “geknipt” uit wat voorkomen moet worden.