Epilepsie

 

Meld epilepsie bij uw Toller altijd bij de rasvereniging en de fokker via het meldformulier

Epilepsie is het herhaald optreden van toevallen. Meestal komen die aanvallen met een zekere regelmaat van gemiddeld eens per maand. Treden ze vaker op, dan zijn medicijnen noodzakelijk. Aanvallen ontstaan doordat er in de hersenen bepaalde signalen niet worden afgezwakt. In normale gevallen worden in de hersenen een heleboel signalen ontvangen, verwerkt en verzonden. Het wordt allemaal automatisch in de juiste banen geleid. Als een hond epilepsie heeft, worden de signalen niet allemaal op de juiste manier verwerkt. Ze hopen zich als het ware op en op een bepaald moment komen ze tot een uitbarsting in de vorm van een aanval. De hond zelf merkt daar in principe weinig van.
Er bestaan twee soorten epilepsie: primaire epilepsie, ook wel idiopatische, genetische of ‘echte’ epilepsie genoemd en secundaire epilepsie, waarbij een aanwijsbare oorzaak te vinden is.

Epilepsie bestaat zoals al eerder gemeld uit het herhaaldelijk optreden van aanvallen. Bij honden zijn er drie soorten aanvallen te onderscheiden:
 – Partiële aanvallen, waarbij bepaalde delen van het lichaam betrokken zijn, zoals bijvoorbeeld stuiptrekken, vlieghappen, zenuwtrekjes in het gezicht of het trekken met een oor.
 – Gegeneraliseerde aanvallen, ook wel grand mal genoemd. Deze aanvallen bestaan uit twee fasen: de tonische en de clonische fase. De tonische fase is herkenbaar aan het omvallen van het dier, verlies van bewustzijn, het verstijven van de poten en krampen van het hele lichaam. Soms stopt ook de ademhaling. Deze fase duurt gewoonlijk ongeveer 10-30 seconden. De clonische fase bestaat uit het bewegen van het hele lichaam, waaronder het heftig bewegen van de poten (het zogenaamde ‘lopen’). Bij beide fasen kan ook de controle over blaas of darmen wegvallen en kan er salivatio optreden. In sommige gevallen verschijnt er schuim om de mond.
 – Atypische aanvallen, welke niet in te delen vallen bij de vorige twee soorten.

Drie fasen

De meeste aanvallen zijn in drie fasen in te delen:
 1. De prodrome is de beginfase voor de werkelijke aanval. Hierin treedt een bewustzijnsverandering op. De hond is onrustig en vertoont soms afwijkend gedrag. Het dier kan aanhankelijker worden, of zich juist terugtrekken. Soms is er een vreemde blik in de ogen te zien. De prodrome kan enkele minuten tot enkele dagen aanhouden. Enkele seconden tot enkele minuten voor de feitelijke ictus (zie hieronder) vindt de aura plaats, een kortdurend vreemd gedrag, of raar kijken van de hond.
 2. De ictus is de werkelijke aanval, waarin dus de tonic en de clonic fase optreden. De hond valt om, verstijfd gedurende een korte periode (circa 30 seconden), gevolgd door ontspanning, waarbij krampen en heftige beweging met de poten optreed. De ictus duurt ongeveer 1-3 minuten.
 3. De postictale fase is de periode na de aanval. De hond komt bij bewustzijn, krabbelt overeind en is meestal een poosje de kluts kwijt. Sommige honden hebben extreme honger of dorst. Vaak zien ze slecht en hebben moeite met bewegen. Enkele honden zijn vlak na de aanval overactief en anderen zijn juist geheel uitgeteld. De post-ictale fase kan enkele minuten tot enkele dagen duren.

We vertelden bij de uitleg over epilepsie al dat er twee soorten epilepsie bestaan: primaire en secundaire epilepsie.

Primaire epilepsie

Primaire epilepsie wordt ook wel idiopatische, genetische of ‘echte’ epilepsie genoemd. Voor dit soort epilepsie is meestal geen oorzaak te vinden. De diagnose wordt gesteld door alle andere oorzaken uit te sluiten. Primaire epilepsie ontstaat meestal als de hond een leeftijd heeft tussen 6 maanden en 5 jaar (met een gemiddelde van 3 jaar).
Door onderzoeken is inmiddels aangetoond dat idiopatische epilepsie een erfelijke grondslag heeft. Het is dus ook verstandig met honden die epilepsie hebben niet te fokken. U kunt het beste de fokker (en rasvereniging) van uw hond inschakelen, aangezien het noodzaak is de lijn waarin de epilepsie voorkomt, geheel van de fok uit te sluiten.

Secundaire epilepsie

Secundaire epilepsie wordt gekenmerkt door een aanwijsbare oorzaak die voor de aanvallen te vinden is. Er zijn tal van oorzaken voor secundaire epilepsie, waarbij het doel van de behandeling is, de oorzaak weg te nemen, wat echter soms moeilijk is, omdat de oorzaak niet altijd duidelijk is vast te stellen.
De meestvoorkomende oorzaken voor secundaire epilepsie is hepato-encefalopathie en hersentumoren. Hepato-encefalopathie treedt vaak op bij hele jonge honden (<1 jaar) of oude honden (>6 jaar). Bij jonge honden wordt het vaak veroorzaakt door een levershunt. Een levershunt is een aangeboren afwijking waarbij bepaalde bloedvaten niet goed zijn aangelegd. Hierdoor kan de lever gifstoffen niet uit het bloed zuiveren, waardoor o.a. ammoniak in het bloed achterblijft. Deze ammoniak kan zorgen voor gedragsveranderingen, agressie en epileptiforme aanvallen.
Bij de oudere hond wordt hepato-encefalopathie vaak veroorzaakt door acute hepatitis.
Hersentumoren zijn er in vele soorten en maten. Vaak kan alleen middels een hersenscan (CT-scan) worden aangetoond of er sprake is van zo’n tumor. Over het algemeen komen hersentumoren meer bij de oudere hond voor, dan bij de jongere en helaas is er in de meeste gevallen weinig aan te doen als bij een hond een tumor wordt vastgesteld.
Secundaire epilepsie komt meestal tot uiting als de hond jonger is dan 6 maanden, of ouder is dan 5 jaar.

Naast hepato-encefalopathie en tumoren zijn er nog een aantal andere aandoeningen die epileptiforme aanvallen veroorzaken. We noemen er een aantal van:

Hypoglycemie, ofwel een te laag bloedsuikergehalte. Dit komt soms voor bij pups en bij jachthonden (hunting dog hypoglycemic syndrome). Ook bij een insulinoom wordt dit symptoom gezien. Een insulinoom is een woekering van kliercelletjes in de alvleesklier. Deze gezwelletjes produceren insuline, waardoor de hond aanvalsgewijs een veel te laag bloedsuikergehalte heeft. Doordat de hersenen te weinig voeding krijgen, kunnen er epileptiforme aanvallen optreden.

Intoxicaties, waarbij vaak acute epileptiforme aanvallen optreden. In het bloed worden veelal geen afwijkingen aangetroffen. Diagnose is echter erg moeilijk als er geen duidelijke aanwijzingen zijn.

Meningo-encephalitis (hersenvliesontsteking) is een progressief verlopende aandoening, waarbij ook epileptiforme aanvallen kunnen optreden. Vooral bij een infectieuze ontsteking kunnen de aanvallen het enige duidelijke symptoom zijn.

Zoals we al eerder lazen, kent epilepsie een aantal verschillende soorten aanvallen. We noemden al de partiele aanvallen, de gegeneraliseerde aanvallen en de atypische aanvallen.

Partiële aanvallen beginnen doorgaans plaatselijk (lokaal) en komen op die manier ook meestal tot uiting: trillen met een oor of een poot, of knipperen met een oog. Soms breiden zulke aanvallen zit uit tot een gegeneraliseerde aanval.
Afhankelijk van de plaats (lokalisatie) kan een partiële aanval zich op verschillende manieren manifesteren. Als voorbeeld kunnen we noemen de “lobus temporalis” aanvallen (psychomotorische aanval), waarbij de hond achter zijn staart aanrent of naar denkbeeldige vliegen hapt, en de Jacksonische epilepsie (epilepsie van Jackson) waarbij de partiële aanval die bijvoorbeeld in 1 poot begint, zich geleidelijk uitbreid naar een gegeneraliseerde aanval.

Gegeneraliseerde aanvallen worden ook wel grand mal genoemd. We schreven al dat zo een aanval uit drie fasen bestaat, waarvan de tweede fase ook weer uit twee delen bestaat.
De aanval begint met de prodrome en de aura, waarbij de hond zich anders dan normaal gedraagt. Hij vraagt soms meer aandacht, is heel onrustig, weet niet goed wat hij wil. Vlak voor de aanval valt dat het meest op; als de hond in de aura zit. Kort daarop begint de tonic fase van de ictus: de hond valt om, verstijft, er ontstaat opisthotonos en soms stopt de ademhaling. Deze fase is doorgaans vrij kort: meestal 10-30 seconde en wordt gevolgd door de clonic fase, waarin de hond met de poten begint te trappen, soms kauwbewegingen maakt en urine en/of ontlasting laat lopen. De pupillen kunnen zich verwijden, er kan salivatio optreden en soms gaan alle haren overeind staan (piloerectio). Deze fase duurt ongeveer 1-2 minuten.
De postictale fase is de afsluiting van de aanval. Soms is de hond meteen weer normaal, vaker echter is hij onrustig, gedesorienteerd, en loopt zwabberig rond. Soms treed blindheid op. De verschijnselen kunnen in duur varieren tussen de enkele minuten en enkele dagen.

De atypische aanvallen spreken voor zich; dat zijn aanvallen die niet in te delen vallen in de eerder genoemde groepen. Dit soort aanvallen komen eerder bij mensen voor, dan bij dieren.

Soms wordt er wel eens gesproken over petit mal (absence) aanvallen. Dit soort aanvallen zijn ongewoon bij honden, ofwel worden vaak niet waargenomen door de eigenaar. Aangezien ze bij mensen regelmatig voorkomen, vallen ze dus onder de groep atypische aanvallen.

Buiten de genoemde soorten aanvallen, zijn er een tweetal bijzondere vormen van een gegeneraliseerde aanval, waar extra aandacht aan besteed moet worden:

Clustering

Dit is wanneer een hond meerdere aanvallen op een dag heeft (met een tussentijd die kan variëren van enkele minuten tot enkele uren), waarvan hij tussentijds voldoende hersteld, dus waarbij een duidelijk herkenbare postictale fase optreedt. U dient uw dierenarts hiervan op de hoogte te stellen, aangezien een cluster vaak niet vanzelf stopt, maar met medicijnen doorbroken moet worden.

Status epilepticus

Hierbij is sprake van een aanval, die langer dan enkele minuten duurt, waarbij de hond niet of nauwelijks bij bewustzijn komt en er geen duidelijke post-ictale fase optreedt. Elke aanval wordt gevolgd door een nieuwe, waardoor de aanvallen eindeloos door kunnen gaan.

Indien u vermoed dat uw hond in een status epilepticus verkeert, dan dient u met spoed diergeneeskundige hulp in te roepen. Bij niet tijdig ingrijpen kunnen er complicaties optreden die het leven van uw hond in gevaar brengen!

Echte symptomen zijn er niet bij idiopatische epilepsie. Als de hond bij de dierenarts komt, is de aanval vaak allang weer over. Meestal wordt door de eigenaar beschreven wat er precies gebeurd tijdens een aanval en moet de dierenarts naar aanleiding daarvan bekijken of het gaat om primaire of secundaire epilepsie. Een werkelijke diagnose is dus ook moeilijk te stellen.
Idiopatische epilepsie wordt daarom vastgesteld door alle oorzaken voor de aanvallen uit te sluiten middels gedegen onderzoek.

Wat moet u doen als uw hond voor het eerst een aanval heeft gehad. Dat kunnen twee dingen zijn: u wacht af en kijkt of er een tweede aanval volgt, of u gaat langs uw dierenarts. Meestal zal uw dierenarts ook zeggen nog even af te wachten, maar als u zich er prettiger bij voelt kunt u uw dierenarts vragen uw hond alvast een basisonderzoek te geven, dat bestaat uit het beluisteren van hart en longen en eventueel een kort neurologisch onderzoekje.
Als er binnen afzienbare tijd een tweede aanval volgt, is het verstandig uw dierenarts om een bloedonderzoek te vragen. Hiermee kunnen de belangrijkste functies als lever, nieren en schildklier worden onderzocht. Tevens zijn er nog extra onderzoeken in het profiel opgenomen die bij afwijkingen op bepaalde aandoeningen kunnen wijzen.
Het kan zijn dat er uit deze onderzoeken een uitslag komt. Middels deze uitslag kan er een behandeling worden ingesteld, die naar alle waarschijnlijkheid de aanvallen doen verdwijnen.
Vaak echter toont het onderzoek geen afwijkingen. Door te kijken naar bepaalde omstandigheden, zoals soort aanval, leeftijd van de hond en ras, kan er wel of niet vervolgonderzoek worden aangeraden. Als uw hond bijvoorbeeld al op leeftijd is, of gedrag vertoont dat niet echt bij epilepsie past, kan er een scan worden aangeraden.
Voldoet uw hond echter aan het “plaatje” van de doorsnee epilepsiepatient, dan is het belangrijk eventueel een behandeling in te stellen met anti-epilepsie medicijnen. Daarvoor kunnen de volgende richtlijnen worden aangehouden:

Uw hond heeft een interictale periode van meer dan 6 weken (minder dan eens per 6 weken een aanval). In dat geval is een behandeling met medicijnen niet nodig. Treden er echter vaker dan eens per 6 weken aanvallen op, dan is het verstandig een therapie in te stellen. Deze zal voornamelijk bestaan uit behandeling met fenobarbital. Het doel van deze behandeling is de tijd tussen twee aanvallen te verlengen, de hevigheid van een aanval te verminderen en het voorkomen van clustering en status epilepticus.

Op bovenstaand traject zijn enkele uitzonderingen: als uw hond direct vanaf het begin meerdere aanvallen heeft, dient u uw dierenarts te raadplegen. Zoals al eerder verteld stopt een cluster veelal niet uit zichzelf, waardoor in zulke gevallen de behandeling beter direct kan worden gestart. Uiteraard is hetzelfde van toepassing als uw hond in een status epilepticus geraakt: veterinaire hulp is daarbij van levensbelang!

Aanvullend onderzoek

Als er uit de standaard onderzoeken niets bijzonders komt, maar u hebt toch het gevoel dat uw hond niet voldoet aan alle “doorsnee” symptomen van primaire epilepsie, dan kunt u aanvullend onderzoek laten doen. Zulke onderzoeken kunnen omvatten: een CT-scan, een EEG, een ECG, of een liquorpunctie.

 – Een CT-scan (CT staat voor computertomografie) kan tegenwoordig in de faculteitskliniek in Utrecht worden gemaakt. Er wordt middels een speciaal soort scan gekeken of er ruimte innemende processen in de hersenen zitten. Een negatieve uitslag van zo’n scan wil echter niet zeggen dat er ook daadwerkelijk geen tumor zit. Soms zijn de tumoren niet te ontdekken.
 – Een EEG (electro-encefalogram) is een onderzoek waarbij de electrische aktiviteit van het hersenweefsel wordt onderzocht. De kennis van deze methode is echter in de veterinaire wereld nog te beperkt om als een zinvol onderzoek te worden aangemerkt.
 – Een ECG (electrocardiogram) is een hartfilmpje waarbij de electrische aktiviteit van de hartspier wordt gemeten.

Bij een liquorpunctie wordt wat heldere vloeistof uit bijvoorbeeld het ruggenmerg gehaald en cytologisch onderzocht. Als er een verhoogd eiwitgehalte wordt gevonden, kan dit wijzen op tumoren en/of degeneratieve aandoeningen. Als het cellenaantal is verhoogd, kan dat wijzen op ontstekingen. Ook bij dit onderzoek wil het niets vinden niet zeggen dat er ook daadwerkelijk niets aan de hand is.

Omdat secundaire epilepsie een veelvoud aan oorzaken en behandelingen kent, beperken we ons op deze pagina enkel tot de behandeling van primaire epilepsie.

Zodra de vermoedelijke diagnose van primaire epilepsie is gesteld en uw hond vaker dan eens per 6 weken een aanval heeft, wordt er een behandeling met medicijnen ingesteld. Vaak zal dit fenobarbital zijn. Al naar gelang het gewicht van uw hond zal er een dosering worden berekend. Deze dosering is naast het gewicht geheel afhankelijk van hoe uw hond op deze medicijnen reageert. Sommige honden hebben meer of minder van de medicijnen nodig dan een andere hond met hetzelfde gewicht. Het is dus ook belangrijk dat u in de begin periode een goed contact houdt met uw dierenarts en hem of haar eventuele bijwerkingen meldt. Naar aanleiding daarvan kan de dosis voor uw hond worden bijgesteld totdat de juiste dosering is gevonden.
Soms gebeurd het dat een hond niet goed op fenobarbital reageert: hij wordt hyperactief, is helemaal niet zichzelf en de aanvallen komen heviger terug. Het is dan belangrijk zo snel mogelijk uw dierenarts in te schakelen, die dan twee dingen kan doen: hij laat de spiegel van het medicijn in het bloed testen om te kijken of dat misschien te hoog is, of hij kan andere medicijnen voorschrijven. Vaak is het echter zo dat zulke honden de juiste spiegel in het bloed hebben, maar ondanks dat niet reageren op de medicijnen, waardoor uiteindelijk toch voor een andere therapie wordt gekozen.

Zo’n andere therapie kan bestaan uit een van de volgende medicijnen:
 – Primidon
 – Epitard
 – Kaliumbromide
 – Valium
 – Overige middelen

Primidon (Mysoline) wordt in de lever omgezet tot fenobarbital, waarbij als reststof phenylethylmalonzuur (PEMA) overblijft. Deze reststof kan bij langer gebruik ernstige leverproblemen veroorzaken. Primidon wordt daarom ook alleen bij uiterste noodzaak gebruikt. Mocht uw dierenarts deze medicijnen voorschrijven, vraag hem dan in plaats van primidon fenobarbital voor te schrijven.

Epitard (slow-release fenytoïne) is een medicijn dat ontwikkeld is voor honden die niet goed op de gebruikelijke therapie van fenobarbital reageren. Het vertoont minder bijwerkingen dan fenobarbital.

Kaliumbromide (KBr) werd vroeger veelvuldig gebruikt en is waarschijnlijk het oudste anti-epileticum dat er bestaat. Dit medicijn heeft als nadeel een lang halfwaardetijd en heeft verscheidene bijwerkingen als duizeligheid, sedatie, emotionele stoornissen, constipatie en braken. Daardoor is het wat in onbruik geraakt toen fenobarbital op de markt kwam. Echter neemt het gebruik van dit middel de laatste tijd weer toe.

Valium (diazepam) is niet echt een anti-epilepticum. Het medicijn breekt een aanval af, maar voorkomt geen nieuwe. Daarom wordt Valium veelvuldig ingezet ter doorbreking van clusters (zie bij de behandeling van status epilepticus.

De overige medicijnen bestaan hoofdzakelijk uit humane producten (valproïnezuur, carbamazepine, paramethadione, diphenylhydantoine) die bij de hond weinig tot niet effectief zijn wegens een te snelle halfwaardetijd.

Wat te doen als…

… mijn hond een aanval heeft.
Blijf rustig en doe zo weinig mogelijk. U kunt de aanval toch niet meer stoppen. Probeer niet tijdens een aanval medicijnen toe te dienen; dit is zinloos en gevaarlijk. Verwijder andere honden uit de kamer of hou ze uit de buurt. Praat zachtjes tegen uw hond. Probeer niet het hoofd vast te houden; uw hond maakt onwillekeurige bewegingen en kan middels het klappen van de kaken een beet veroorzaken. Dit is ook de reden dat u NIET de bek vast moet houden of een “bekbandje” moet aanleggen, zoals door ondeskundige nog wel eens wordt aangeraden om een tongbeet te voorkomen. Een tongbeet komt echter zelden voor en het dichtbinden van de bek is derhalve enkel een onnodige belasting voor uw hond. Zorg ervoor dat uw hond zich niet kan bezeren aan meubilair of scherpe voorwerpen.

… de voorgeschreven medicijnen niet (goed) werken.
U kunt overwegen het medicijn meerdere keren per dag te geven. Dus in plaats van twee keer daags drie keer daags. Zorg er wel voor dat de totale hoeveelheid medicijn gelijk blijft. Probeer ook de giften zo gelijk mogelijk over de dag te verdelen: twee maal daags betekend dus elke 12 uur en drie maal daags betekend elke 8 uur. Mocht deze wijziging ook niet effectief zijn, overleg dan met uw dierenarts om de spiegel te bepalen en/of eventueel een ander medicijn te proberen.

… mijn hond geopereerd moet worden.
Vertel uw dierenarts dat uw hond epilepsie heeft en eventueel medicijnen krijgt. De toediening van de medicijnen mag niet gestaakt worden. Ook bij het nuchter blijven moet uw hond de medicijnen krijgen toegediend. Vraag uw dierenarts rekening te houden met de narcose; een aantal anesthetica kan aanvallen opwekken.

… mijn hond zijn medicijnen uitbraakt.
Als uw hond kort na het toedienen de medicijnen uitbraakt en u ziet dat de tabletten nog vrijwel intact zijn, dan kunt u een nieuwe dosis toedienen. Zit er echter een (korte) periode tussen het toedienen en het uitbraken, en ziet u de tabletten niet (meer), dan is het verstandig de helft van de normale dosis toe te dienen, om te voorkomen dat de spiegel te ver daalt. Op het eerstvolgende toedientijdstip geeft u dan weer de volledige dosis.

… de aanvallen niet stoppen.
Schakel direct diergeneeskundige hulp in! Uw hond kan in een status epilepticus verkeren en niet tijdig ingrijpen kan het leven van uw hond in gevaar brengen!

Veel gestelde vragen

 

Kan mijn hond dood gaan aan epilepsie?

Nee, uw hond kan niet doodgaan aan epilepsie. Wel is het mogelijk dat uw hond door niet-tijdig ingrijpen aan complicaties overlijdt. Meestal is dat oververhitting bij een status epilepticus, waardoor de temperatuur van uw hond dusdanig oploopt dat alle lichaamsfuncties in gevaar komen en uiteindelijk niet goed meer werken. Als uw hond dus ook meer dan 1 aanval in de 24 uur heeft, schakel dan uw dierenarts in.

Mijn pup van 3 maanden heeft een aanval gehad en mijn dierenarts heeft hem medicijnen gegeven (fenobarbital). Is dat wel goed?

Als uw hondje slechts 1 aanval heeft gehad is het zeer onverstandig nu al met medicijnen te starten. Veel beter is het om uw hondje goed te laten onderzoeken, omdat hij eigenlijk te jong is om al epilepsie te ontwikkelen. Als de aanvallen later toch opnieuw verschijnen en er geen oorzaak gevonden wordt, is het vroeg genoeg om met medicijnen te beginnen.

Ondanks de medicijnen krijgt mijn hond nog steeds aanvallen, die steeds sneller op elkaar volgen. Hoe kan dat?

Het kan zijn dat de dosis voor uw hond te laag ligt. U kunt dit door uw dierenarts laten controleren door de spiegel van het medicijnen te laten testen. Naar aanleiding van de uitkomst kan dan de dosis al dan niet worden aangepast. Soms gebeurd het ook wel dat een hond slecht op bepaalde medicijnen reageert. Het beste is dan om over te stappen op een ander medicijn. Voor honden bestaat naast fenobarbital ook Epitard (fenytoine), dat gebruikt kan worden als hij niet goed reageert op de standaard behandeling. Ook is in Nederland het medicijn kaliumbromide (KBr) weer in opkomst: dit kan gebruikt worden als enkelvoudig medicijn, maar vaker nog wordt het als aanvulling toegevoegd aan fenobarbital. Het is verstandig kaliumbromide als laatste redmiddel te gebruiken, aangezien dit medicijn ook gegeven kan worden als er leverbeschadiging is opgetreden door fenobarbital

Mijn hond van een jaar oud gedraagt zich af en toe heel raar. Zij heeft al een paar keer een toeval gehad, maar tussendoor lijkt ze wel agressief te worden. Hoort dat ook bij epilepsie?

Agressie is geen normaal symptoom bij epilepsie. Aangezien uw hondje nog niet zo oud is, zou er sprake kunnen zijn van een levershunt, een aangeboren afwijking waarbij een bepaald bloedvat bij de lever niet goed loopt. Uw dierenarts kan testen of hier sprake van is middels een ammoniak-tolerantie test. Indien een shunt wordt aangetoond, dan is een operatie mogelijk.

Wijzig nooit zomaar de medicatie van uw hond! Het wijzigen, vergeten, uitbraken of stoppen van de medicijnen kunnen aanvallen veroorzaken en soms zelf leiden tot een status epilepticus! Raadpleeg bij elke verandering uw dierenarts.

Meldt uw dierenarts altijd dat uw hond epilepsie heeft en welke medicijnen hij gebruikt. Sommige behandelingen en/of medicijnen kunnen al dan niet in combinatie met anti-epilepsiemedicijnen aanvallen in de hand werken.

Pas op met vaccinaties! Deze kunnen epileptiforme aanvallen opwekken. Overleg met uw dierenarts voor een aangepast schema.

Geef geen voeding met chemische anti-oxidanten. De stoffen BHA, BHT en ethoxiquin zijn belangrijke opwekkers van aanvallen. Beter is het om voeding te geven die geen onnodige toevoegingen bevat, zoals versvleesvoedingen (zie Barf pagina) Honden met epilepsie kunnen vrij gevoelig zijn voor toevoegingen in hun voeding. Buiten het feit dat dit voor alle honden niet goed is, geldt dat voor epileptische honden in het bijzonder.De huidige voedingsindustrie bestaat grotendeels uit brokvoeding, waaraan de nodige middelen zijn toegevoegd die voor de doorsnee hond, laat staan een epileptische hond, niet echt gezond zijn. Buiten de toevoegingen bestaat brokvoeding voornamelijk uit verhitte bestanddelen. Deze verhitting zorgt ervoor dat o.a. de eiwitten in de voeding van structuur veranderen, en waarop het lichaam van de hond een allergische reactie kan vertonen in de vorm van jeuk, uitslag of gedragsproblemen.
De vraag is dus wat er dan gegeven kan worden. Sinds enkele jaren zijn er diverse rauwe vleesvoedingen op de markt, zonder enige toevoegingen. Ook voor de epileptische hond is zulke voeding ideaal, aangezien er geen conserveringsmiddelen en/of antioxidanten inzit die aanvallen kunnen veroorzaken.

Naast de versvleesvoedingen bestaat er ook de mogelijkheid zelf het dieet voor uw hond samen te stellen. Uit diverse experimenten blijkt dat epileptische honden in vele gevallen minder aanvallen krijgen als zij een natuurlijke vleesvoeding krijgen. Soms zelfs blijven de aanvallen helemaal weg.
Natuurlijk kunt u niet zomaar wat vlees bij de slager vandaan in de bak van uw hond stoppen; u dient zich eerst goed te orienteren wat allemaal wel en allemaal niet kan. Voor deze informatie verwijzen wij u naar Barfplaats op internet, waar gedegen kennis omtrent het voeren en samenstellen van vleesmaaltijden bij elkaar gevoegd is.

Shampoos, anti-vlomiddelen en bestrijdingsmiddelen kunnen aanvallen opwekken. Vermijd ze zo veel mogelijk.

Als uw hond meer aanvallen krijgt gedurende de loopsheid, zou het een optie zijn uw hond te laten castreren. Overleg met uw dierenarts of dit raadzaam is.

Tips:

– Hou vanaf het begin een logboekje bij. Dit is handig bij het instellen en eventueel aanpassen van de behandeling van uw hond.
– Maak van de aanval een filmpje met je mobiel of laat dat maken. Dat helpt de dierenarts bij het stellen van een diagnose.
– Meld epilepsie altijd bij de rasvereniging en de fokker via het meldformulier